Historique

FR

Les origines

Rue du coin de terre (par André Monteyne)

Alors qu’une nouvelle voirie était initialement projetée dans le prolongement du Topweg afin de relier la place Philippe Werrie au Pannenhuis, seuls quelques tronçons furent réalisés : la rue Auguste Hainaut et la rue du Coin de Terre. Cette dernière fut dans un premier temps nommée rue du Drootbeek, du nom du ruisseau qui y coulait (et qui plus tard devint un collecteur d’eaux usagées se déversant dans le canal à Laeken).Le 19/8/1916 la rue reçut son nom actuel en reconnaissance de l’action menée par « L’oeuvre du Coin de Terre » en faveur de la population.

Historique (J.J.L.Geerts)

C’est durant les années de famine de la première guerre mondiale, par nécessité, que fut créée à Jette une section de la « Ligue nationale du Coin de terre et des Jardins populaires » offrant à ses membres, appelés par dérision les « mansardeboeren » (fermiers du greniers), la possibilité de défricher un lopin de terre afin d’y cultiver leur propre nourriture. La section fut fondée par P. Jacobs, P. De Backer, L. Stevens, A.Parren et L. Crabbé.« L’oeuvre du champ de terre » fut reconstituée au début de la seconde guerre mondiale (30/10/1940) avec l’aide de la commune. Fin 1940, les nouvelles du front étaient mauvaises et le premier hiver de guerre était à nos portes. Lors de la première réunion, 625 membres furent inscrits. Tous les propriétaires furent sollicités et la plupart mirent leur terrain gratuitement à disposition.Dans ces périodes d’approvisionnement difficile, l’oeuvre parvint à organiser l’achat de plantes, de graines, d’engrais et d’outillage. Mais on ne fait d’un citadin un fermier en un jour… certains plantant les pommes de terre à l’aide d’une cuillère à soupe. Afin de leur inculquer quelques notions fondamentales, une école régionale d’horticulture ouvrit ses portes à Jette.Étaient alors recensés 1987 lopins de terre pour 2031 membres-colons, soit un cinquième de la population jettoise, cultivant 51 hectares de la superficie de la commune.L’association n’eut de cesse, malgré des conditions toujours plus difficiles, de maintenir son activité durant toute la guerre, même en 1943 alors que le commerce était opprimé et les difficultés de transport pratiquement insurmontables, et lorsque la nouvelle administration du « Grand-Bruxelles » lui refusa tout soutien. Cinq membres moururent dans la lutte contre l’occupant : Paul. Garcet, Jean et Fréderic Mohrfeld, Aloïs Verstraeten et Eugène Toussaint. Ce dernier fut arrêté (21/7/42) sur son lopin de terre.Après la guerre, on fit le bilan des récoltes des 50 hectares de lopins. Selon nos prix il y avaient pour 13.830.000 Franc belges (+- 342.000€). Lorsque l’approvisionnement repris son cours normal, de nombreux colons abandonnèrent leur terrain, la reprise de leurs activités ne leur laissant plus l’opportunité de s’y consacrer.Après la libération la société se recycla dans le jardinage populaire. Depuis le 10/9/1990 elle s’appelle « OEuvre Royale du Coin de terre de Jette ».

NL

Oorspronkelijk

Rue du coin de terre (door André Monteyne)

Oorspronkelijk was het de bedoeling in het verlengde van de Topweg een straat te trekken van het Philippe Werrieplein tot het Pannenhuis. Uiteindelijk werden alleen de twee uiteinden aangelegd : de Auguste Hainautstraat en de Hoekje Grondstraat. Deze werd eerst Drootbeekstraat genoemd, naar het beekje dat daar liep tot het ingekokerd werd tot een riool die in Laken uitmondt in het kanaal. Op 19/8/1916 kreeg de straat de huidige benaming uit erkentelijkheid voor de inzet van “het hoekje Grond” ten bate van de bevolking.

Historiek ( J.J.C.H.Geerts)

Het was tijdens de hongerjaren van wereldoorlog I ,uit noodzaak, dat een afdeling van het “Nationaal verbond van het Werk van de Akker en Volkstuinen”ontstaan is. De stichtende leden waren P.Jacobs,P. De Backer, L. Stevens , A.Parren en L. Crabbé . Het bood de leden (in de volksmond spottend de mansardeboeren genoemd), de mogelijkheid een eigen lapje grond te bewerken en zelf voedsel telen. De vereniging werd in het begin van wereldoorlog II (30/10/1940) met de steun van de gemeente wederopgericht. Einde van 1940, de krijgsberichten waren neerdrukkend en de eerste Oorlogswinter op komst. Op de eerste vergadering mocht men 625 leden inschrijven. Al de grondbezitters van Jette werden aangezocht en de meesten stelden hun gronden kosteloos ter beschikking van de Jetse bevolking. Er werden schikkingen getroffen om de aankoop mogelijk te maken van plantsoen, zaden, meststoffen en het onmisbaar gereedschap. Maar van een stadsmens maakt men geen tuinder op één dag. Er waren er zelfs onder hen die aardappelen planten met een soeplepel. Het is dan ook voor deze mensen dat te Jette op 19/10/41 een gewestelijke tuinbouwschool werd geopend. Er waren 1987 lapjes grond en 2031 leden-tuinders, dat was één vijde van de toenmalige bevolking van Jette. 51 hectaren van de totale oppervlakte van de gemeente werd beplant door onze mansardeboeren. Het moeilijkste oorlogsjaar was 1943, de bezetter onderdrukte elke handel en de vervoersmoeilijkheden waren onoverkomelijk. De nieuwe administratie van “Groot Brussel” staakte elke steun maar de vereniging bleef onverdroten doorwerken. Vijf leden stierven in het verzet tegen de bezetter Paul Garcet, Jean et Frédéric Mohrfeld, Aloïs Verstraeten en Eugène Toussaint laatstgenoemde werd zelfs aangehouden (21/7/42) terwijl hij zijn stuk grond aan het bewerken was. Na de oorlog werd een balans gemaakt van de opbrengst van de ongeveer 50 hectaren Jetse tuinbouw. Volgens onze prijzen was dat toen een totaal van 13.830.000 Belgische Frank ( +- 342.000 €). Toen de bevoorrading terug op normaal peil was lieten veel “tuinders uit nood” hun lapje grond voor wat het was. Na de bevrijding “recycleerde” de vereniging zich tot een populaire vrijetijdskring voor tuinliefhebbers. Sedert 10 september 1990 draagt zij de naam “Koninklijk werk der Volkstuinen van Jette”

%d blogueurs aiment cette page :
search previous next tag category expand menu location phone mail time cart zoom edit close